DENIE PUT


Op het eerste gezicht een kleurrijk plat vlak, maar bij nadere beschouwing: een labyrint van lagen en een veelheid aan materialen.
De experimentele schilderijen van Denie Put voeren de kijker naar een dimensie ergens tussen het abstracte en het surrealistische in.


Put wordt voortdurend gedreven door experimenten en toeval. Ja, hij maakt wel schetsen, maar nee, die worden niet letterlijk vertaald naar de grotere schilderijen. De schetsen, die even kleurrijk als dynamisch zijn, vormen meestal een uitgangspunt. Op het doek laat Denie zich echter leiden door wat zijn materialen hem bieden. Kleine ‘foutjes’ en toevalligheden inspireren hem tot nieuwe vormen of ideeën. Juist doordat hij zulke kleine ongelukjes toelaat, neemt een spontane, intuïtieve drive de overhand en krijgt het schilderij een eigen, vrij karakter. Daarbij experimenteert hij met een verscheidenheid aan materialen, variërend van olieverf en acryl tot balpen, potloden en verfrollers in verschillende maten. Meer recent onderzoekt hij de kwaliteiten van inkt, wat een nieuw aspect van vloeibaarheid aan sommige werken toevoegt.


Zelfs als zijn materialen een besluit vormen, brengt Denie’s artistieke proces veel vallen en opstaan ​​met zich mee. De meeste van zijn schilderijen tonen een onderliggend reliëf of textuur, ontstaan ​​door vele lagen van eerdere pogingen en experimenten op het doek. Terwijl hij omarmt wat anderen als fouten zouden kunnen definiëren, kan hij een ‘mislukt’ werk opnieuw schilderen en enkele kleine gebieden of details overhouden als uitgangspunt voor iets nieuws. Sommige schilderijen dragen talloze lagen onder hun zichtbare oppervlak. Dit geeft diepte aan het resulterende werk, zowel qua textuur als qua kleur.


Denie omschrijft zijn eigen schilderijen als ‘labyrinten van lagen’. Dit is niet overdreven. Vormen op de voorgrond zijn misschien wel het eerst geschilderd. Vaak zijn delen van wat de achtergrond lijkt te zijn eerder ‘vullingen’, in de zin dat ze niet in een vroeg, maar in een later stadium worden geschilderd. Dit resulteert in een bijna ‘trompe-l’oeil’ effect. Wie blijft kijken, zal hoogstwaarschijnlijk merken dat achtergrond en voorgrond van zijn werk op een gegeven moment lijken samen te smelten of van plaats te wisselen. Afhankelijk van elk schilderij specifiek, kunnen vormen bijna voor je ogen beginnen te zweven.


Terugkerende elementen die lijken op stenen, houten of metalen constructies geven de schilderijen een sculpturaal – soms zelfs architectonisch – karakter. Deze stabiele constructies vormen een centraal punt in een verder open landschap. Deze kwaliteit is niet toevallig. De kunstenaar geeft toe zeer geïnspireerd te zijn door surrealisten als Salvador Dalí en Max Ernst. Dit laatste komt duidelijker tot uiting in zijn eigen werkwijze: zo werkt hij sinds kort met frottage. Zijn schaduwspel en illusionistisch perspectief van voor- en achtergrond lijken te doen denken aan typisch surrealistische, misplaatste, verzamelde figuren in een dramatisch verlicht en mysterieus landschap. Vooral Ernst was een meester in het aanbrengen van laagjes en het combineren van technieken. Ook hij werd door zijn materialen geleid naar onderzoek en experiment.


Er is geen twijfel dat hij zijn kunstgeschiedenis kent. Hij laat zich inspireren door verschillende kunstenaars, technieken en stromingen. Naast deze surrealistische uitstraling zou je ook kunnen denken aan de kleurrijke schilderijen van de Franse moderne kunstenaar Fernand Léger, geïnspireerd door de industriële esthetiek en het stadsleven. Door een overvloed aan invloeden heen creëert Denie een unieke en eigentijdse beeldtaal. Zijn werken hebben een algemeen vertrouwd gevoel; ze kunnen je vaag herinneren aan beelden die je eerder hebt gezien. Ze staan ​​echter open voor een heel persoonlijke ervaring: afhankelijk van je eigen associaties en interpretaties zullen ze een nieuwe betekenis krijgen.


Een schijnbaar kunstmatige lichtbron versterkt een uniek spel van schaduwen en highlights in de schilderijen. Het geeft de sculpturale vormen een cinematografische – dramatische, maar daarom niet minder abstracte – sfeer. Sommige van die vloeiende karakters zouden kunnen lijken op buizen en tandwielen van metalen industriële machines, die glanzen in de stralen van fabriekslampen. Of aan sciencefictionlichten – denk aan het decor in de filmklassieker ‘Metropolis’ uit 1927. De theatrale beelden zijn cruciaal geweest voor de ontwikkeling van enkele stijlfiguren in het SF-genre. Stel je voor hoe deze film er in kleur uit zou zien: de ledematen van de ‘machine-man’ glinsterend in het stadslicht, de schaduw van kunstmatige kleuren die een bijna psychedelische ervaring vormen. Dit verschilt misschien niet zoveel van een surrealistisch of futuristisch schilderij.

Een sculpturale kwaliteit in zijn schilderijen tonen is één ding. Onlangs begon Denie ook de driedimensionaliteit te verkennen in de vorm van beschilderde stolpen. Aan de binnenkant van de stolp zijn kleurrijke vormen, vergelijkbaar met die op zijn doeken, met acryl geschilderd. Dit is een fysiek zware taak: de verf moet aan de binnenkant van de pot worden aangebracht, waardoor de bewegingen van de hand van de kunstenaar worden beperkt. De mogelijkheden tot dialoog tussen deze sculpturen (of gebeeldhouwde schilderijen, zou je kunnen zeggen) en zijn doeken zijn ook de moeite waard om mee te experimenteren. Hij is altijd op zoek naar wat verf buiten het doek kan betekenen: bijvoorbeeld door een muurschildering toe te voegen in de tentoonstellingsruimte; waardoor een dialoog ontstaat met de getoonde werken, maar ook bepaalde aspecten ervan worden versterkt.


Hoewel ze nooit strikt een serie zijn, kunnen schilderijen die in dezelfde periode zijn gemaakt vergelijkbare patronen, kleuren of structuren vertonen. Wat Denie leert door te experimenteren met het ene werk, kan een stimulans worden voor het volgende. Of het nu gaat om doeken, sculpturen of muurschilderingen, zijn hele oeuvre is een voortdurende verkenning van de verf – waar zal deze hem vervolgens naartoe leiden?


Tamara Beheydt

ENG — NL