GEOFFREY DE BEER


Is het te vergaand om te zeggen dat het hele oeuvre van Geoffrey De Beer een langdurige, continue performance is? Als student wist de kunstenaar reeds dat hij niet zomaar materiële objecten zou maken. Wat hem interesseert, is eerder de context waarin kunst wordt getoond, verspreid en geïnterpreteerd.


Zelf omschrijft De Beer zijn praktijk als een Rubiks kubus: een puzzel die nooit opgelost lijkt te worden, omdat de oplossing simpelweg niet voorhanden is – maar wie wil er nu de perfecte oplossing? Dat zou het einde betekenen van zijn praktijk en onderzoek. De kubus is een goede metafoor, omdat die ons aanmoedigt om vanuit alle mogelijke perspectieven naar de puzzel te kijken, op zoek naar een volgende stap in het proces; in de hoop nieuwe inzichten te vergaren. Wellicht is er geen finale bevrediging, geen ultieme climax. Maar er is wel een denkproces.


In plaats van na te denken over de perfecte presentatie van een werk, of zijn vaardigheid binnen een bepaalde discipline, creëert De Beer een context waarin een andere context in vraag wordt gesteld. In de afgelopen jaren is zijn praktijk verschoven naar een meer materiële benadering. Lange tijd leek zijn conceptuele denken onverenigbaar met materiële esthetiek, maar het lijkt erop dat beide tegenpolen een middenweg hebben gevonden. En in deze objecten, meestal uit glas, zijn zijn belangrijkste interesses niet radicaal veranderd. Het performatieve aspect is verschoven van de kunstenaar als performer naar het publiek als deelnemer (al zou je kunnen zeggen dat dat altijd deels het geval was).


Zijn glasstructuren worden bijna nooit afzonderlijk getoond, maar in veranderlijke constellaties. Door te werken met kleurenschema's in wisselende composities, biedt hij toeschouwers de mogelijkheid om binnen de tentoonstellingsruimte hun eigen composities te creëren – wat vaak een bron van ongemak lijkt te zijn. Dit experiment draait om de psychologie van esthetiek en de betrokkenheid van het publiek, maar ook om de ongeschreven regels van de kunstwereld. Het glas is nogal secundair – het had elk medium kunnen zijn. Maar vanwege de transparantie, de verschillende mogelijke texturen en de relatieve vrijheid van kunsthistorische bagage (zoals integendeel bijvoorbeeld brons), past het perfect bij zijn intenties. 


Het gaat niet om het object. Zelfs in zijn meer materiële kunstwerken streeft De Beer nooit naar een eindresultaat op zich. Zijn werk blijft ‘tussenin’, in die zin dat het een zoektocht is naar dialoog, een experiment, een reeks vragen zonder oplossingen, noch de daadwerkelijke wens om ze te vinden. In plaats van een bevredigende esthetiek, of de roem van een kunstenaar, lijkt hij te streven naar een kleine verstoring van het evenwicht in de kunstwereld; diens landschap, tradities en trends, en vooral: diens personages.


Tamara Beheydt 

ENG — NL